
Paradise haunts gardens and it haunts mine (Derek Jarman, filmregisseur)
De tuin vormt een rijke metafoor voor het menselijke denkvermogen, zelfreflectie en het creatief proces als proces van groei en ontwikkeling.
Wie in de aarde wroet, schoffelt en harkt, wie kweekt, ent, bemest en snoeit, doet dat immers ook in het hoofd…
Een tuin en een atelier lijken net zo op elkaar als een tuinman en een kunstenaar…
Filosofen als Epicurus, Wittgenstein, Pestalozzi, Fröbel, Bloch en Nietzsche (1844-1900) hebben net als veel kunstenaars en architecten een belangrijk fundament gelegd voor de vele vragen die wij ons in onze tijd kunnen stellen over de intrinsieke kwaliteit waarmee wij ons tot onze (leef)omgeving verhouden en wat wij verstaan onder ‘het authentieke leven’. Zo bracht Ernst Bloch het tuinieren in verband met het genieten van slecht weer: als het regent is dat voor de meeste mensen reden om te klagen en thuis te blijven, terwijl een tuin er juist van opleeft. Mensen die tuinieren hebben vaak een andere kijk op het weer omdat zij rekening houden met de algehele gesteldheid van de tuin en niet alleen met hun eigen comfort en welbevinden. Een dergelijke houding vertaalde zich volgens Bloch ook in maatschappelijk en politiek gedrag (“Hetzelfde Anders Zien”, EdJ).
“Een tuin verzorgen betekent dat je tot je laat doordringen dat die voortdurend in ontwikkeling is, en steeds beter gaat begrijpen wat werkt en wat niet werkt. Je bouwt een relatie op met de plek als geheel, met het klimaat, de grond en de planten die er groeien. Dit is een werkelijkheid waarmee je zult moeten worstelen, en terwijl je daarmee bezig bent zal je vrijwel zeker bepaalde dromen moeten laten varen.”
Sue Stuart-Smith, psychiater
De tuin vormt nog steeds een aansprekende metafoor waarlangs de reflectie op de wereld in het algemeen en kunstpraktijken in het bijzonder zich kan ontwikkelen.
[foto’s onder: Paviljoen Chinese Volksrepubliek | Architectuurbiënnale van Venetië 2016 | Openluchtschool Jingxiang Zhu]
