
Hangjongeren of –ouderen vormen een zelf-georganiseerde gemeenschap die is gebaseerd op eigen, onuitgesproken codes en afspraken. Zij plaatsen zich midden in de wereld en tonen zich daarin.
T.g.t. observeren zij diezelfde wereld vanuit een unieke positie die zich bevindt tussen zichtbaarheid (sta-in-de-weg) en onzichtbaarheid (transparantie, anonimiteit).
Rondhangen is anders dan luiheid of verveling. Het is een actief niets-doen.
Marijn de Koning (Volkskrant 2012):
“Waar het eigenlijk door de geschiedenis heen zeer gebruikelijk is dat jongeren in de openbare ruimte bij elkaar komen, elkaars grenzen en die van anderen aftasten en nieuwe grenzen vastleggen als onderdeel van het proces van opgroeien, zien we eveneens dat dit altijd met argusogen gevolgd wordt door volwassenen. Het zijn immers deels de grenzen die volwassenen gesteld hebben die worden afgetast, uitgedaagd, overschreden en veranderd. De hangplekken krijgen voor jongeren een speciale betekenis tijdens en door het rondhangen als een plek waar men elkaar ontmoet en waar hun identiteit vorm en inhoud krijgt. Uit allerlei onderzoeken blijkt dat mensen jaren later nog met enige nostalgie aan die plekken terugdenken, bijvoorbeeld als ze er langskomen. Het is één van de manieren waarop de verbondenheid met iemands lokale omgeving wordt geschapen. Het gaat ook om het claimen van een plek en ruimtelijke autonomie ten koste van andere hanggroepen en volwassenen bijvoorbeeld door het achterlaten van graffiti of rommel”.
